Na het terugtrekken van de Duitse troepen begin november 1918 blijven de forten rond Antwerpen zo goed als leeg achter, 2 schansen (Smoutakker en Schilde) en fort Kapellen zijn al door terugtrekkende Belgische troepen in 1914 opgeblazen.
Praktisch alle pantserkoepels met hun kanonnen zijn verdwenen, evenals de houwitsers en kanonnen op plaataffuit die opgesteld waren in de traditorebatterij en de caponnières van de grachtverdediging.
De 12cm houwitsers zijn geïntegreerd in kanonbunkers van de Scheldeabschnitt uit 1916 (2 op fort Liefkenshoek en 4 op batterij Blauwgaren) en de 7,5 cm snelvuurkanonnen (22 stuks) in de Zwischenraumstreiche bunkers van de Kaiserliche Fortification Antwerpen uit 1917.
Blijkbaar zijn deze door de Duitse bezetter hergebruikte kanonnen eveneens verdwenen ofwel loont het voor het Belgisch leger niet om deze terug in de forten te plaatsen. Daardoor kunnen de intervallen tussen de forten niet meer verzekerd worden en zonder maatregelen zullen ze hierdoor hun oorspronkelijke functie verliezen.
Blijkbaar is de verkiezing van Adolf Hitler als Rijkskanselier in 1933 een kantelpunt in de planning voor de verdediging van het bruggenhoofd Antwerpen (Tête de Pont d’Anvers) voormalig de Versterkt stelling Antwerpen (Postion Fortifiée d’Anvers) er worden vanaf 1934 budgetten vrijgemaakt voor het plaatsen van bunkers.
Op de pantserforten zal men op de lege koepelfundamenten meestal achteraan twee AbrisTourelle en vooraan twee Abris élémentaire plaatsen.
Op de schansen wordt op het hoofdfront twee Abris Conjugués geplaatst. Deze bunkers zijn elkaars spiegelbeeld en beschikken beide over een zware mitrailleur die het interval tussen fort en schans moet verdedigen en een lichte mitrailleur voor plaatselijke verdediging.
Op het hoofdfront van fort Kapellen wordt een Abri de Berme geplaatst.
In de eerste sector “Schelde – Kanaal Antwerpen-Turnhout” zijn door de aanwezigheid van de Duitse bunkerlinie uit 1917 de problemen niet zo dwingend, maar in de tweede sector “Kanaal Antwerpen-Turnhout – Albertkanaal” is door gebrek aan deze Duitse bunkers de toestand meer dwingender. En worden op strategische plaatsen eerst 5, later nog 13 Abris Intervalles geplaatst, deze zoals de naam het zegt, dienen om de intervallen tussen de forten te verzekeren.
Let wel dit zijn allen maatregelen genomen vóór het graven van de Antitankgracht.
Het eigenlijke ontwerp van de antitankgracht zal nog verschillende malen wijzigen, maar de bedoeling is, waar het waterbouwkundig mogelijk was, de forten van de buitenlinie met elkaar te verbinden. Ook hield men rekening met de bestaande Duitse bunkers, vooral in de eerste sector liggen ze op enkele meters van de te graven antitankgracht.
Op 18 oktober krijgt Generaal-majoor Badoux, directeur van het 2éme Direction du Génie et des Fortifications (2 D.Gn.F.) de opdracht van het Ministère de Défence
Nationale Etat-Major Général de l’armée 1° Section (M.D. E.M.G.A) een onderzoek te plannen naar maatregelen tegen geblindeerde voertuigen in de 1e sector.(nota - 209/5). Men maakt een onderscheid tussen voertuigen met en zonder rupsbanden, zonder rupsbanden dienen deze voertuigen de verharde wegen te volgen.
De bedoeling is om op deze routes verschuifbare obstakels op rails te plaatsen die door troepen onder beschermingsvuur moeten gehouden worden. Belangrijk hier is er voor te zorgen dat de dekkingslijn over afweervuur moet beschikken, zodanig dat de bemanning van de vijandelijke voertuigen niet kunnen uitstappen om de obstakels te vernietigen.
Hoewel de 1e sector ten noordoosten van Antwerpen ligt, namelijk van de Schelde tot het kanaal Antwerpen – Turnhout (de oude Duitse Nordabschnitt) geeft men hieraan toch duidelijk de prioriteit.
Het antwoord op 4 november voor deze studie (nota - 3763/F) somt een lijst op van 8 grote toegangswegen vertrekkende vanuit Bergen-op-Zoom, Roosendaal en Breda:
Bij kleinere invalswegen, verhard of niet, moeten bruggen over beken en grachten op kosten van de betreffende landeigenaren afgebroken worden
Daarna volgt een opsomming van een zevental plaatsen waar zeker versperringen moeten komen of waar bruggen dienen afgebroken te worden.
Een nieuwe nota van Generaal-majoor Badoux (3794/F) maakt echter komaf met deze werkwijze, niet alleen moeten er meer obstakels komen dan voorzien, maar ook de vlotte doorstroom van verkeer zal hierdoor zelfs in vredestijd sterk worden gehinderd.
Hij merkt hier ook op dat door spionage al deze versperringen bekend zullen worden wat hun nut zeer beperkt en dat de moderne manier van oorlogvoeren in het bijzonder gemotoriseerde eenheden geen belang hechten aan verharde wegen (de studie betreffende de Duitse motorrijder eenheden).
Er is een eerste maal sprake van een antitankgracht in het rondschrijven (182/2 van 1 juli 1936) opgesteld door Luitenant-generaal Van den Bergen, chef van de generale staf aangehecht aan het ministerie van landsverdediging gericht aan:
Commandant des T.Gn.F. (Troupes du Génie et Fortifications) en
Commandant du II.C.A. (2éme Corps Armée).
In deze nota stelt hij de studie voor uitgewerkt door het 2e Direction du Gènie et des Fortifications voor de eerste sector, een antwoord wordt verwacht ten laatste op 15 september.
De voorwaarden zijn:
Generaal van den Bergen stuurt opnieuw een nota (234/7 van 24 augustus 1936) ditmaal vraagt hij een studie voor de tweede sector die op 1 november af moet zijn.
Het 2e Direction du Genie et des Fortifications kan al zijn voorontwerp voor de beide sectoren indienen (nota 6959 van 9 september 1936).
We hebben slecht het relaas voor de eerste sector, hier geeft hij de resultaten van een studie die zowel op kaart als op het terrein is uitgevoerd.
Als eerste voorwaarde moet het tracé getenailleerd worden (dit wil zeggen een zigzag patroon met stompe hoeken) aangelegd in stroken van ongeveer 750 meter.
Hierdoor vervalt het oprichten van dijken en kan men niet enkel de gracht maar ook het aangrenzende terreinen verdedigen.
Naar gelang de toestand ter plaatse kan men echter deze lengte niet overal toepassen. Vooral aan het fort van Brasschaat waar door de hoogte van het terrein de afwatering momenteel naar beide kanten zou gebeuren.
Hierdoor kan men het voorgesteld tracé (de oude Duitse linie) waterbouwkundig niet volgen.
Dit is de reden dat de forten van Kapellen en Schoten zich achter de antitankgracht bevinden.
Tussen Brasschaat en de Schelde kan het tracé wel op de gewenste afstand van de oude Duitse bunkerlinie blijven.
Het is ook kostenbesparend om het tracé te verbinden met de fortgrachten, ongeveer 1250 meter moet op deze manier niet uitgegraven worden.
Samengevat geeft dat het voorgestelde tracé, het resultaat van meerdere studies, het volgende resultaat geeft.
Het voorgestelde profiel van de antitankgracht op 6 meter diepte met een minimum van 2 meter geeft problemen in de uitvoering.
Ze stellen twee profielen voor:
De eerste oplossing is wel de goedkoopste kwestie van het graven en de onteigeningen maar heeft als nadeel dat het 24 uur duurt voordat de gracht volledig op niveau is. Zelf geven ze toch de voorkeur aan het tweede profiel.
Om de hoogte van het water op peil te houden moet men 9 dammen met overlaat plaatsten.
Een voorlopige raming van de kosten voor het profiel 2,50 met permanent 2m waterhoogte wordt op 17.000.000 frs. geschat.
Hetzelfde traject maar met 1,50m waterhoogte gaf 12.500.00 frs als raming.
Indien de verdediging van de antitankgracht met flankerende wapens in bunkers wordt geplaatst, zullen deze van het type zijn die momenteel op het Albertkanaal worden gebruikt.
Het is ook aanbevolen deze gelijktijdig met het graven van de antitankgracht te plaatsen (nota 1711/6959 van Generaal-majoor Badoux).
Ondanks de bezwaren van Luitenant-generaal Carbonnelle, Commandant van het T.Gn.F. meldt het Ministerie van landsverdediging op 13 oktober 1936 dat de kredieten voor de bouw van een antitankgracht zijn aangevraagd voor het budget van 1937.
Op hun beurt melden ze aan het 2 D.Gn.F. dat deze zo vlug mogelijk hun definitieve plannen moet indienen (nota s/7733 van 25 oktober 1936).
Het antwoord volgt met nota 1711/7317 van 28 oktober 1936.
Er is een algemeen plan en een voorlopige raming van de kosten.
De tijdspanne gaat in 9 maanden na de definitieve beslissing, voor het opstellen van het lastenboek en de inschrijvingen voor de aannemers, en 18 maanden voor de werken uitgevoerd met modern materiaal door gelijktijdig drie aannemers 1000m³ per dag te laten uitgraven.
Om deze voorbereidende studies te voltooien moet
Rest ook nog de vraag of de wapens opgesteld voor de flankering (MG of Antitankgeschut) dienen opgesteld in barbettes of onder bunkers
De raming voor het graven van de gracht en baanovergangen in de twee sectoren komt op 24.500.000 frs.
De definitieve plannen zijn opgesteld en de gesprekken met het agentschap Bruggen en Wegen zijn aangegaan (nota 1711/7363 van 4 november 1936).
Dit uiteindelijke voorontwerp zal Luitenant-generaal Van den Bergen verbonden aan het E.M.G.A. voorleggen aan de minister van landsverdediging (nota 329/5 van 24 november 1936).
Hij verondersteld dat de totale tijd om deze werken uit te voeren een tijdspanne van 2 à 3 jaar zal innemen. Omdat ook de verdedigingswerken te Namen doorwegen in het budget geeft hij de voorkeur om eerst de 1e sector af te werken in 1937 en het volgende jaar kredieten vrij te maken voor de 2e sector.
Natuurlijk moet dit alles nog eerst door het parlement besproken worden voor goedkeuring, ook begrijpt de minister van landsverdediging niet waarom er nieuwe bunkers ter flankering moeten bijkomen als er zoveel ex-Duitse bunkers ter beschikking zijn op enkele honderden meters (nota 43/1876/P.5 van 3 december 1936).
Luitenant-generaal Van den Bergen moet als zijn expertise boven halen om zijn kabinet en het parlement te overtuigen van de noodzaak van deze bunkers.
Hij legt uit dat ter hoogte vanaf fort Brasschaat het tracé van de gracht afwijkt van de oude Duitse bunkerlinie om waterbouwkundige reden en dat vanaf fort Schoten deze zelfs op 1600m. van de te graven gracht liggen (nota 339/16 van 10 december 1936)
En dan eindelijk wordt bij monde van luitenant-generaal Van den Bergen op 17 december 1936 het voorontwerp goedgekeurd door het ministerie van landsverdediging.
Luitenant-generaal Dehaene, de nieuwe chef van het 2e Legerkorps brengt verslag uit aan de minister van landsverdediging (nota 1584/654 van 19 februari 1937).
De bunkers op de forten en schansen zijn voltooid behalve op de schans van Schilde, waar tijdens de mobilisatie, twee extra bunkers die de vernielde traditore moeten vervangen nog moeten bijgebouwd worden plus één bunker als commando post. Zijn voorstel echter is om deze bunkers nog in vredestijd te bouwen, zodat alles op tijd klaar is.
Dat alle bunkers op het einde van de maand voorzien zijn van een Chardôme affuit.
Er nogmaals een studie moet gebeuren naar de herbruikbaarheid van de ex-Duitse bunkers in de eerste sector.
De verdediging tegen tanks niet enkel met mitrailleurs maar ook met antitankgeschut (C.47) moet gebeuren, maar dat de troepen die de eerste sector moeten
verdedigen (14e Infanterie divisie) geen antitank kanonnen bezitten.
In de sector tussen schans Driehoek en fort Schoten de afstand tot de gracht wel 1.600m. bedraagt en de oude Duitse bunkerlinie slechts over vier bruikbare gevechtsbunkers beschikt.
Nota B.1712/8443 van 8 maart 1937 maakt melding van als een baanovergang volgt op een sluis, door het hoogteverschil de flankerende mitrailleur deze niet kan beschermen.
Om geen bijkomende bunkers te moeten voorzien is het aangeraden deze overgangen tussen de sluizen te plaatsen.
Het ministerie van Landsverdediging geeft bij monde van Generaal-majoor Defontaine de goedkeuring aan de veranderingen aan het vooropgestelde tracé voorgesteld door het 2.D.Gn.F. (nota 79/2 van 22 maart 1937).
Voor de nog te plaatsen bunkers geeft hij volgende richtlijnen:
Met dank aan Luc van de Sijpe van Bruggenhoofd Gent
Het voorontwerp is dan wel goedgekeurd maar men kan nog steeds geen keuze maken over het te volgen tracé. De commandant van het Tweede Legerkorps wil het tracé zodanig plaatsen dat zoveel mogelijk de oude forten en bunkerlinies geïntegreerd worden. Verschillende tracés worden uitgewerkt, bijvoorbeeld met integratie van schans Audaen (het rode traject) waardoor de Interval bunkers geplaatst in 1936 niet te laten devalueren naar 2de lijn bunkers.
Controle op het terrein geeft dat de ex-Duitse schuilplaatsen langs het kanaal van Turnhout niet behouden moeten worden (afwezigheid van schietopeningen en slecht gelegen om een flankering te verzekeren)
Daardoor is het aangewezen, waar de waterafname (tussen sluis 6 en 5) van de antitankgracht gebeurt, extra dijkbunkers te voorzien. In het rode traject geeft dat een bunker extra te bouwen.
Later zal men toch opteren voor het traject dat het kanaal naar Turnhout rechtstreeks met fort ’s Gravenwezel verbindt (het blauwe traject).
De antitankgracht kan men eigenlijk opdelen in twee delen, met het kanaal Antwerpen-Turnhout als midden en hoogste punt, naar het noorden loopt het water via 10 sluisbunkers afwaarts naar de Schelde en ten zuiden loopt het via 6 sluisbunkers naar het Albertkanaal.
Een ander probleem is het stockeren van de uitgegraven grond, meer dan een miljoen kubieke meter aarde moet ergens opgeslagen worden. Een schrijven van Luitenant-generaal Dehaene van 6 december 1937 geeft als richtlijn dat op de bevriende kant deze aarde op minstens 200 meter van de antitankgracht moet liggen, anderzijds bestaat het risico dat deze opgeworpen dijken het zicht belemmeren op de gracht zelf of op de diepere echelons. Moet hij op de vijandelijke kant gedumpt worden zal dit voor dezelfde reden op 5 kilometer vandaan moeten zijn (nota 9316/D.97/2257).
De eerste grote herziene studie over het gebruik van bunkers op de antitankgracht is een 20 pagina's tellend document (Fossé Anti-Chars Etude De Remaniement) opgesteld door Generaal-majoor Badoux directeur van het 2e Direction du Genie et des Fortifications daterend van 11 januari 1938.
Hierin worden het concept van direct vurende bunkers totaal afgewezen om plaats te maken voor flankerende bunkers, het geeft een gedetailleerde studie over de plaatsing van sluis- en flankeringsbunkers op de inspringende saillanten van de antitankgracht.
De nog te plaatsen bunkers met 47cm antitank kanon die de baandoorsteken moeten verdedigen opgenomen in dit plan zullen op één exemplaar na later eveneens geschrapt worden.
De antitankgracht die alle toenmalige tanks en andere voertuigen moet tegenhouden moet minstens 2m diep zijn, men heeft via onderzoek vastgesteld dat de meeste carburatoren zich op een hoogte van 1,80m bevinden, moest de tank toch in het water rijden zal zijn motor door gebrek aan zuurstof afslaan en zo een willoos doel voor de op de bevriende zijde gelegen soldaten worden.
In dit plan worden ook maatregelen voorzien tegen het gebruik van amfibietanks, omdat de kennis over deze wapens nog vrij nieuw is neemt men de Britse Vickers Carden Lloyd 1931 tank als referentie.
Het plaatsen van betonnen palen van 15 x 15 cm voorzien van 4 betonijzers van 25mm is de oplossing. Deze betonpalen zijn 3,60m lang en worden in de bevriende zijde van de gracht onder water ingeplant 1,50m van elkaar.
De kostprijs van deze palen is 160fr. men heeft er 25.000 van nodig dus een extra kost van 4 miljoen frank. Dat dit project is afgewezen is niet moeilijk te begrijpen.
De antitankgracht wordt opgedeeld in drie sectoren:
Sector I: van de Schelde ter hoogte van oud fort Frederick tot fort Ertbrand.
Sector II: van fort Ertbrand tot het verbindingskanaal Antwerpen-Turnhout in twee
loten (ook gekend als Schotenvaart en kanaal Dessel - Schoten).
Sector III: van het kanaal Antwerpen-Turnhout tot het Albertkanaal.
Sector I
Op 14 november 1938 kan men inschrijven op het bijzonder lastenkohier op 22 november 1938 getekend onder nummer 53/101/6391, goedgekeurd door de minister van landsverdediging op 29 september 1938 onder nummer 53/4512. De kosten voor dit werk worden geraamd op 11.605.896,10 frank.
17 aannemers brengen een bod binnen waarvan er maar 8 worden weerhouden omdat ze de bijlagen 2 en 3 niet hebben ingediend waarvan sprake in paragraaf 12 van artikel 5 van het lastenkohier.
Het is uiteindelijk de Entreprises Van Rymenant uit de Avenue de la Couronne 159 te IXELLES-BRUXELLES die voor de som van 10.704.362,88 frank de job zal klaren. Het contract wordt geregistreerd te Antwerpen op 25 november 1938 onder nummer 5828.
De aannemer zal vanaf nu werken met de code 'Entreprise M'.
Naar aanleiding van het extreme gure weer (temperaturen van -15 tot -20 ) moet de aannemer de werken stilleggen, kan zich niet langer bevoorraden omdat de wegen niet langer berijdbaar zijn. De demonteerbare grondwerkmachine is weliswaar opgestuurd maar kan niet ter plaatse komen. De aannemer vraagt daarom op 27 december van dat jaar om uitstel. Er wordt op 6 januari 1939 een verlenging met 12 werkdagen toegekend (nota 53/101/7362).
Het verslag der werken van 21 maart 1939 geeft dat er al 700 meter gracht is afgewerkt, 400 meter ten westen en 300 meter ten oosten van de RD 2 (Baan Lillo naar Berendrecht), nog 9 kilometer te graven.
De werken worden weer stilgelegd van 2 januari 1940 tot 25 februari 1940 wegens vorst maar kunnen niet op voorziene datum begonnen worden wegens wateroverlast. De aannemer vraagt op 18 april 1940 om de einddatum te verplaatsen naar het einde van de maand (dit om geen boetes te moeten betalen). Op 22 april 1940 met nota 53/101/10155 worden 19 werkdagen toegevoegd.
De werken eindigen ten slotte op 28 april 1940.
Sector II
Sector II, de problemen sector.
Niet alleen zijn er de eindeloos durende onteigeningen (vooral het stuk tussen fort Brasschaat en het kanaal Antwerpen - Turnhout) maar dit is ook de meest bosrijke sector, een massa bomen dienen gerooid en ontworteld.
In november gaat ook de aannemer van Lot I failliet (Janssens & Mees) wat voor nog meer problemen en tijdsdruk gaat zorgen.
Sector I en II zijn begin 1939 al goed gevorderd, maar in sector II is men nog niet begonnen met het uitschrijven van de aanbestedingen.
In een nota aan de minister van landsverdediging van 25 januari 1939 dringt Luitenant-kolonel Van den Berghen aan op een bespoediging der werken en stelt voor om de aanpassingen aan de forten Emines en Cognele te limiteren ten voordele van de Antitankgracht. Zelfs nu voorziet men de einddatum der werken al op eind augustus 1940. De woordvoerder van het ministerie van landsverdediging Kolonel Tricot geeft op 1 februari 1939 de toelating om zo snel als mogelijk Sector II uit te voeren. De onteigeningen zouden eind mei rond moeten zijn (nota 53/101/7961).
Luitenant-generaal Michelet vraagt zich af of men de benodigde eigendommen niet gewoon kan confisqueren of het ok is voor de eigenaars om het eigendom vroeger te betreden of dat het nog bezet is door andere mensen.
Maar op 11 april zal de militaire overheid eigenaars die geen vroegtijdige toegang verlenen dwingen hun grond af te staan (nota 97/18)
Op 3 april 1939 besluit men een voorlopige Antitankgracht te graven in de 2e sector en een stukje in de 3e sector, volgende aannemers worden aangeschreven om hun bod uit te brengen:
De Meyer
Van Riel en Van den Berghe
Entreprises Hydrolique & Béton Armé
Dumon & Van der Vin (Grands Traveaux d'Anvers)
Janssens & Mees
Van Rymenant
Laboremus (die momenteel Sector III aan het uitgraven is).
De kostprijs voor deze werken wordt geraamd op 850.000 frank.
De biedingen van de aanemers op 12 april 1939:
Entrepreneurs
3 lots accumulés
2e section
3e section
Dumon-Vandervin
(Grands Trav.d'Anvers)
Janssens-Mees
Van Rymenant .S.A.
Laborémus.N.V.
E.H.B.A. S.A.
148,50frs.
--
--
--
93,-
Ertbrand-Brasschaat
140 frs.le m.c.
95 idem
75, idem
155,- idem
94,52 idem
Brasschaat-Canal de Turnhout
166,frs.
95,frs.
75,frs.
155,frs.
94,frs.
151,frs.
---
75,frs.
135,frs
94,50
Normaal zou de firma Van Rymenant uit Brussel met het laagste bod de drie secties moeten toebedeeld krijgen maar het moet nu vooral snel gaan. Men neemt voor de drie secties aparte aannemers die tegelijkertijd aan het werk kunnen beginnen.
De beslissing valt op 17 april 1939:
Voor sector I Fort Ertbrand - Fort Brasschaat de firma Van Rymenant uit Brussel voor de som van 243.000 frs. met contractnummer 53/101/9645 geregistreerd te Antwerpen op 18 april 1939 onder nummer 2137.
Voor sector II Fort Brasschaat - Kanaal naar Turnhout de firma Janssens & Mees uit Antwerpen voor 228.000 frs. met contractnummer 53/101/9645 geregistreerd te Antwerpen onder nummer 2138.
Voor sector III Kanaal naar Turnhout - Schans van Schilde de firma E.H.B.A. uit Antwerpen voor 330.00 frs. met contractnummer 53/101/9645 geregistreerd te Antwerpen onder nummer 2139.
De werken vangen aan op 24 april 1939 (nota 53/101/9747).
Het moet vanaf nu snel gaan en de aannemers nemen het niet te nauw met hun graafwerken, zodanig dat op 8 mei 1939 de gemeente Brasschaat een klacht formuleert aan het 2e bestuur van genie en vestingwerken over het storten van grond in waterloop nr 12 naast de Mishaegenstraat die de goede waterafvoer belemmerd.
Op 22 mei is voor
Sector I al 1450 meter gracht gegraven en voltooid op 5 juni 1939.
Sector II al 1890 meter gracht gegraven en voltooid op 1 juni 1939.
Sector III zal voltooien op 3 juni 1939.
Nog tijdens de werken aan de voorlopige Antitankgracht worden op 10 mei 1939 een kennisgeving van aanbesteding naar de aannemers gestuurd, zij mogen vanaf 16 mei tot 30 mei 1939 het bescheiden inkijken.
Raming Lot I: 5.496.000 Frs.
Raming Lot II: 6.140.000 Frs.
De biedingen moeten voor 31 mei binnen zijn. Van de 78 aannemers die mogelijk interesse hebben worden er slechts 12 weerhouden.
Entreprises Hydrolique & Béton Armé Lamoriniérestraat 159, Antwerpen | 4.569.137,84 4.402.084,71 9.868.344,83 | Lot I Lot II 2 Loten |
Baguet, Schollaert & Limere Fréres Rue 11 Novembre 15, Mons | 5.339.468,94 5.299.498,25 -- | Lot I Lot II -- |
L.L. & N. De Meyer Kanaalstraat, Zelzate | 4.804.824,25 5.021.332,25 -- | Lot I Lot II -- |
S.A. Grands Travaux et Entreprises Jozef II straat, Brussel | 5.048.998,16 4.989.560,39 9.634.452,77 | Lot I Lot II 2 Loten |
Carpeaux G. Rue de Serbie 68, Liege | 5.164.742,19 4.962.274,15 -- | Lot I Lot II -- |
Ponts Tunnels & Terrassements Cottage "Sans Souci" Genval | 4.721.767,10 | Lot I |
Soc.d'Etudes Grands Travaux d'Anvers Chausee de Haecht 159, Brussel | 4.914.921,42 4.275.941,98 -- | Lot I Lot II -- |
A. De Moor Koningin Astridlaan 159, Mechelen | 5.081.362,95 4.880.926,00 9.962.288,95 | Lot I Lot II 2 Loten |
Bouw & Wegeniswerken Van Beethoventraat 16, Antwerpen | 3.846.275,80 | Lot II |
N.V. Laboremus Beddenstraat 13, Antwerpen | 4.938.582,65 4.339.067,80 9.277.650,45 | Lot I Lot II 2 loten |
Janssens & Mees Frankrijklei 51, Antwerpen | 4.546.070,97 4.475.155,13 -- | Lot I Lot II -- |
Sociéte Belge Des Betons Boulevard de Régent 37, Brussel | 5.388.955,07 5.523.197,95 10.803.031,49 | Lot I Lot II 2 loten |
Beide loten hebben als lastenkohier 53/101/1077 van 9 mei 1939 inschrijving van 31 mei 1939, goedgekeurd door de minister van landsverdediging op 7 juni 1939 onder nummer 53/101/11053 en geviseerd op 8 juni 1939 onder nummer 3340.
Voor Lot I wordt het de firma Janssens & Mees, voor Lot II Bouw & Wegeniswerken beide uit Antwerpen.
Hoewel de firma Bouw & Wegeniswerken door het Ministerie van Landsverdediging argwanend werd bekeken omdat ze volgens hun niet beschikt over Behalve uitstel wegens weersomstandigheden heeft ze zelfs de bonus binnen voor vroegtijdige afwerking.
Lot I begonnen door de firma Janssens & Mees zal niet gespaard blijven van de nodige problemen.
Op 13 oktober 1939 wordt door de officier van toezicht op de werken, kapitein Emile Van Boxelaer een proces verbaal opgemaakt over de traagheid waarmee de werken worden uitgevoerd. Er zijn te weinig arbeiders op de werf en het nodige transportmateriaal voldoet niet. Het noodzakelijke materiaal, vooral de aanvulling van het cement dat afgekeurd is wegens schade (nat geworden) wordt niet in voldoende hoeveelheden aangeleverd om de werken niet te onderbreken. De aannemer is door hem verschillende malen mondeling op deze feiten gewezen. En ook naar de bijkomende clausule N 1 van 9 oktober 1939 (53/101/15545) door de firma Janssens & Mees ondertekend waar de einddatum wordt bepaald op 10 november.
Hierop stuur de aannemer op 6 november 1939 een antwoord aan de 2de Directie van Genie en vestingwerken, ze betwisten helemaal niet de vertragingen maar wijzen de mobilisatie aan als de oorzaak van hun problemen.
Het feit dat het contract en de hypothecaire lening die werd aangegaan voor deze werken onder normale omstandigheden toereikend was, maar dat sinds de mobilisatie een volledige verstoring van de markten met zich mee bracht en die nog steeds verslechteren.
Het slechte weer van de laatste dagen laat niet toe te bevoorraden op een normale manier met vrachtwagens. Ook wil de firma "Machines et Métaux" niet langer de nodige Decauville wagens en rails verhuren, noodzakelijk voor het transport van de gronden, maar wil door de verslechterde algemene toestand (lees mobilisatie) enkel nog verkopen. Over het afgekeurde cement verklaren ze dat deze al op 22 juli was gestockeerd op de door de overheid bepaalde plaats (Heidestraat) maar dat het voor keuring opgezonden staal maar op 22 augustus terug kwam, ondanks meerdere aanmaningen aan de technische assistent die op dat moment toezicht hield op de werken (kapitein van Boxelaer?) vandaar het uitstel en de schade.
De druk opgelegd om de arbeiders tijdens hun wettelijke verlofperiode te laten doorwerken werd ook door hun (via vakbonden) geweigerd.
Om deze toestand recht te zetten vragen ze of er geen faciliteiten van betaling kunnen verkregen worden.
Ik heb geen antwoord kunnen vinden op deze vraag maar veronderstel dat deze niet toegestaan werd.
En dan op 9 november 1939 gebeurt dan het onvermijdelijke, de firma Janssens & Mees gaat in vereffening en de werken worden stilgelegd.
Een lijst van uitgevoerde werken en kosten wordt opgesteld door de kapitein van Boxelaer en Charles Janssens afgevaardigde van de firma.
Op 11 november 1939 wordt er door kapitein Van Boxlaer een rondleiding gehouden samen met drie aannemers die momenteel werken uitvoeren aan de Antitankgracht. Het betreft hier kleine werken, het uitgraven van de cuvette in het midden van de gracht en de afwerking van de kruispunten.
De werken worden opgedeeld in drie loten:
Lot 1 van fort Ertbrand tot de Heidestraat (RD8)
Lot 2 van de Heidestraat (RD8) tot de Strategische spoorweg
Lot 3 van de strategische spoorweg tot Fort Brasschaat
De aanwezige aannemers waren de firma's: Van Rymenant, Bouw & Wegeniswerken en Laboremus. De werken moeten al op 14 november aanvangen.
De kosten
Op 1 februari 1940 verstuurt generaal-majoor Rootsaert de uitnodigingen naar de aannemers voor de onderhandse aanbesteding, het bescheiden kunnen vanaf 3 februari geraadpleegd worden in de Meistraat 19 te Antwerpen. Een rondleiding van de werken gebeurd op maandag 5 februari en de biedingen moeten binnen zijn voor 10:00u op 12 februari 1940.
De afwerking van de gracht gebeurd in 2 loten, geraamd op
Lot I: 963.000 frs.
Lot II: 763.000 frs.
Lot I
Lot II
Van Rymenant uit Brussel
Hydroter
De Meyer
E.H.B.A.
Bouw & Wegeniswerken
Van Rymenant uit Lier
Van den Bulck
Pont, Tunnels,Terrassements
795.966,20
799.442,50
800.624,15
845.887,01
847.482,10
891.040,25
941.529,40
1.130.546,75
Van den Bulck
Hydroter
Bouw & Wegeniswerken
E.H.B.A.
De Meyer
Laboremus
Van Rymenant uit Lier
Pont, Tunnels,Terrassement
623.482,55
625.207,30
628.247,40
658.146,14
709.982,55
759.451,95
818.131,61
893.282,--
© 2021 Antitankgracht